zaterdag 26 december 2020

Papaver.

 

Papaver

 

Er was eens een man, Papaver genaamd. Hij woonde al bijna zijn hele leven achter een bunkerachtige muur. Gestort beton met veel vlechtwerk. De buitenkant zag er goed geverfd en onderhouden uit. Bovenop wat keurig gerangschikte plantjes. Zijn beste vriend was Nicotinus.
Toen hij nog een klein Papavertje was had zijn omgeving hem nogal hardhandig en kil bejegend. Daar zou hij immers een flinke jongen door worden. De rest van zijn leven zat hij met de brokken hiervan, die hij benutte om zijn muur nog defensiever te maken.
Binnen kreeg hij steeds minder ruimte en adem. Hij begon ziek te worden, maar bleef stapelen. De plantjes waren inmiddels verdroogd.
Daarbinnen opgesloten bouwde hij aan een wereldbeeld dat haaks op buiten stond. Hij probeerde met moeizame communicatie contact te krijgen met andere bunkerbouwers.


Papaver had inmiddels wel een zoontje die hij leerde om stenen te sjouwen en een grote sterke jongen te zijn.  Zo leerde hij hem ook - in navolging van zijn familie om boosheid, behoeften en verlangens buiten te sluiten. Buiten de muur. Helaas ontplofte er regelmatig en meestal onverwacht een bom binnen de muren, waardoor het er lange tijd onveilig voelde.


De vrouw van Papaver, Maria, een mens met een goed hart maar met veel angst en pijn, had een ander soort muur ter beschikking: lastig struikgewas, soort maquis met hier en daar een stukje prikkeldraad, dat hartverbonden leek.
Zoonlief, nieuwsgierig als hij was, klom een keer met gevaar voor eigen leven op de ondoordringbare muur. Hij werd geraakt door het warme zonlicht, de frisse wind en de hemelsblauwe lucht en de bloemenzee. Hij haalde een paar keer diep adem.


Toen Papaver dat zag begon de muur op zijn grondvesten te trillen en vielen er brokken naar beneden. Toen hij zijn kind daar zo zag genieten werd er een scherpe pijn in zijn hart voelbaar. Maria ervoer hetzelfde. Het leek alsof hun tot dan toe grotendeels afgesloten harten zich openden. Dat gaf veel beroering die geleidelijk aan overging in mildheid.
 


Zevenhuizen , 1997.
Henk.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten